- waaimeule
wanmolen
- waerik
werk
- waindel
windsel, verband
- waine
hooi omdraaien met de gaffel om het te drogen
- wainig
weinig
- waintele
’t liggend wentelen door paarden
- waipaol mv.waipoeul
weipaal mv.weipalen
- waiwàotersvetje
wijwatervaatje
- wan
mand om het kaf van het koren te scheiden
- waog
waag (weegtoestel)
- wàone
nietwaar?
- waor
waar, goederen
- wàorend
waarheid
- waorst
worst
- waspinneke
wasknijper
- weckse
wecken ook: inwecken
- weefke
vrouwtje
- weege
iemand anders doorlaten over zijn grond (recht van overpad) met gesloten beurzen
- weegescheet
strontje
- weegske
weggetje
- weeze(r) af hebbe
schrik hebben
- weikelijk
emotioneel
- weind
wind
- weinter
winter
- wel
rol om akker vlak te maken
- wellever
rugwervel
- wemmeske
wambuis, bloesje
- wenkel
winkel
- wenkele
spartelen van een paard dat op de rug ligt
- wer(s)baorstel
weerborstel
- wermte
warmte
- werrel
houten deurklink ook: vrèèl
- wersklippel
eigenwijs iemand
- wetstrikkel
wetsteen met houten handvat
- wiejke
gillen (van varkens)
- wir
wederom
- wirgaoi
weerga, evenbeeld
- wirleecht
bliksem
- wirskante
aan beide kanten
- wis
twijg
- wittere
kalveren laten drinken
- wittighaid
overdreven lief doen
- woenzig/ woensdig
woensdag
- wulle
willen
- wunning
woning
- wuw
weduwe
- wuwwer
weduwnaar