- taaftere
in de namiddag. ook: saafteres/taafterenmiddig
- taand
tand(en)
- taang
tang, boze vrouw
- taarweg
asfaltweg. ook: macadamweg
- taerw
tarwe
- tai (taai)
taai
- taine
aan het einde
- taotere, taotele
kakelen van vrouwen
- taovend
vanavond
- tas
kopje zonder oor, zie keumke
- tas koffie
een kop koffie
- tashool
plaats in schuur
- tawke
touwtje
- te go(e)wie (te goei)
tegoed
- te kouwer gao
te keer gaan
- te lente (slentes)
dit voorjaar
- tè-tè
dank je wel
- tè-tè
dank je wel
- tè-tè
dank je wel
- tebak
tabak
- teikene
tekenen of paragraferen
- tein vk tinke mv tein
teen teentje tenen
- telder
eetbord
- temaentje
voor de middag
- tenaacht
vannacht
- tenijel
toneel
- ternao
daarna
- tes
zak in kleding
- tessendoewk, tesnuzzik
zakdoek
- teule
ploegen
- teut
bangerik. ook: teutebel
- thois
thuis
- tiejn
tien
- tietje
eitje
- tigge
tegen (voorz.)
- tiggenaovend
tegen de avond
- tijl
8/12/16 garven, haver 4 garven
- timper
beslag voor pannenkoek
- toddekrimmer
voddenkoopman/marskramer
- todhoup
bed
- toe korts
onlangs
- toe krek
zojuist
- toe maerege toew
tot morgen
- toemetketje
herfstkatje
- toew hierentoew
tot hier(en niet verder)
- toewmond
iemand die zich niet uit
- toffel
tafel
- tölder
druiloor
- tomme nog
vloekwoord
- toon
ton
- toong
tong
- toot van de kaar
uitstekende punt achter de kar
- törfgemul
turfmolm
- torteldeufke
tortelduifje
- tot wirresis
tot ziens
- toum
leren kopstuk voor het paard
- toum bagge
toom biggen
- toumet
slecht gras, gebruikt als stopmateriaal
- traaje
ergens op trappen
- treefke
driepoot
- treenzele
treuzelen
- treksloiting
rits
- trekstaol
magneet
- trets
meubelnagel
- trijpe stof
soort fluweel (voor gordijnen)
- trippe
houten schoeisel voor nonnen met stoffen zolen
- troes
pluk (haar)
- trog
voederbak
- troifel
troffel
- trubbelkónt
druk persoon, zenuwpees
- truttekaar
kar van koopman of schooier
- tuf
spuug
- tuffe
spugen fig. (ergens heen) rijden
- tumpke
punt aan bijv. zakdoek
- tuur
pin in de grond met daaraan een touw/ketting om een koe apart te kunnen laten grazen.
- twaelf
twaalf
- twaintig, twintig
twintig
- tweie
twee
- twiduuzend
tweeduizend