- snaaie/ snae
snijden
- snaaier
libelle
- snaer
kleermaker ook: haorsnaer (kapper)
- snaibank
v-vormige bak om stro te korten
- snaikerd/ sneikerd
stiekemerd
- snaimes
mes om stro te snijden
- snebbel
mond
- snèèver
jenever. ook: snèèvel
- snejj gras
’n oogst gemaaid gras
- snelzeijker
open broek voor vrouwen
- snep (hout-)
snip (hout-water-)
- sneuve
snuiten
- snierekerd
gemeen iemand, mager/dun iemand
- snierse
spugen , spetteren
- snoewve
opscheppen
- snoike
snoepen
- snoike
snoepen. Ook: snoikelen
- snoistereij
prullaria
- snoistereije
kleingoed
- snotkikkel
klootzak, ellendeling. ook: snotkukkel
- snotneus
tuit, olielampje, belhamel
- snotverdomme
vloekwoord
- snubbe
teveel snoepen. ook: snoike
- snubbe
overdreven veel lekkere dingen eten
- snuffelstart
vlinder
- snuffelstart
vlinder
- snukske
rukje
- snukske
rukje
- snukske ‘n
’n rukje
- snuupke
snoepje
- snuw
sneeuw
- snuwwàoter
gesmolten sneeuw