- koejenere
plagen
- koekwous
rare snuiter
- koeuke
kokhalzen
- koeure
kuieren,wandelen
- koeurf
korf
- koew vk koeike mv koei
koe, koetje, koeien
- koffiedras
koffiedik
- koffiemeule
koffiemolen
- koffietas
koffiekop
- koffiezetterke
nakomertje, jongste meisje uit een gezin
- koike
kuiken
- koilvoeier
ingemaakt groenvoer voor de koeien
- koitentikker
slipjas
- kölder
prei
- kölder
wulp
- koljakker
iemand met verbeelding en geen bezit
- kommende
volgende (week)
- kónthammer
kikkervisje
- kónthanger
kikkervisje
- kook
een pan vol (bijv.ne kook erpel)
- koom
kopje
- kóperteut
koperslager, ketellapper
- kópperteut
koperslager, ketellapper
- kópse
1/4 loipse, 1/16 buunder
- kopzak
voerzak voor het paard
- kórretijle
7 graanschoven tegen elkaar opgezet om te drogen.
- korsmis
kerstmis ook: korsemis
- korsmis
kerstmis. ook: korsemis
- kortelet
kotelet
- korts
onlangs
- kot
hok, schuurtje. verkleinwoord: kötje