- hoene
wat voor een
- hoeneier
wanneer
- hoewd,vk hoedje, mv huuj
hoed, hoedje,hoeden
- hof
tuin
- hofkepael
hofkapel
- hoiere
horen
- hóisprenger
sprinkhaan
- hónd
hond mv. heund
- hóndfraole
verstoppertje spelen
- hool
pan, mand, schaal om iets in te doen, plaats, ruimte (hool ouver hebbe)
- hoolijs
dun laagje ijs waar geen water onder staat
- hoondskurzehawt
vogelkers
- hoord
slaapstok in kippenhok
- hoors
horzel, kinderspel:knoop aan twee touwtjes
- hopzakke
donderjagen
- hórre
hoorn (van een stier/ muziekinstrument) ook: mannetjesduif
- hortje
poosje
- hórtje
klein voorzetraampje om insecten te weren
- horzak
kattekop
- hosbeindel
kousenband boven de knie
- hots
fors lomp mens
- houdoe
tot ziens ook: hawdoe
- houp,vk:hupke mv:hoip
hoop (veel),hoopje,hopen
- hozze
lange (zwarte) kousen