- graaf
sloot
- graas
garage (ook graazie)
- greengze
zeuren/dreinen/jengelen/zeuren
- griesel, grijsel
hark
- grif
zeker
- groep
afvoergleuf naar gierkelder
- groews
grasveldje (bleek) - groewsploeg
ploeg voor het bovenste laagje gras
- grómmes
hij kreeg op zijn kop - grótbakkes
’n brutaal iemand ook: grutbakkes
- grótoug
de ogen zijn groter dan je buik
- Grout doew: Wel èèr èète, mer gin hèèn hebbe!
Opscheppen, maar geen cent te makken hebben!
- grouwt
groot
- gruije
groeien
- grummele
kruimelen
- grummelkes
kruimels van brood of koek
- grutje
grootmoeder - grutnek
verwaand iemand
- gruts
trots
- gruujn zaaie
knolgroenzaad zaaien
- gruun
groen, ook knollengroen
- gruuniger
groenling
- gruunsele
schilderen met groene verf
- gruunte
groenten