- gaans, gaanze
gans - gaarst
gerst
- gaarst spek
ranzig spek
- gabberdien
regenjas - gaerw
garve, ongedorste schoof op de akker
- gaffel
tweetands hooivork
- gai
gij, jij
- gallege
bretels
- gallie /gellie
jullie
- galperd
jong onbesuisd iemand
- gao,
gaan
- gàore
garen - gaot, gàotje mv gàoter
gat, gaatje gaten - gat, getje
achterwerk(je) - gawwighaid
haast
- gebont (durgebont)
deurkozijn - gedao kriejge
ontslag krijgen
- gedutst
beurse plek op fruit
- gèèl
geel - gèèr
graag - gèèst
gist
- geestere
gisteren
- geheng
scharnier
- gehotteld
geschift (bijv. van melk in hete koffie)
- geijhonger
acute aanval van honger
- geklaaver
geklauter
- gelaid,geleje
geleden (lang)
- gelèègendighaid
gelegenheid
- gelózzie, lózzie
horloge - gelt
jonge zeug ook: gilt
- gemainlijk
gewoonlijk
- gemekkelijk
gemakkelijk (ook: mekkelijk/hendig)
- geminte
gemeente
- genóg
genoeg - gerdijn
gordijn
- gereecht
rechtstreeks
- gereust
gerust
- geriffermeerd
averechts
- geriggeld
herhaaldelijk - gerizzep
gereedschap
- germke
vrouwelijk schaap/ lam
- gesnaid
boterhambeleg (vlees)
- getsleup
afvoersloot waar meestal rabarber groeide
- getuug
paardentuig
- geut, gutje,
bijkeuken, afvoer van vuilwater uit de keuken, goot
- gevaecht
gevecht
- gevreecht
gewricht
- gevvel
gevel
- gewórre
laten begaan - geworrig
waakzaam – alert
- gezwat
maaibreedte van gras
- giebelguijt
lachebek
- gif
gaaf
- gijn
strook te maaien graan.
- gilt
jonge onbevruchte zeug. ook: gelt
- gilt
gecastreerd varken
- gin
geen
- ginneninne
niet een (niemand)
- gladjanus
een leep iemand
- glijer
step
- go(e)wie kamer
de beste kamer waar men bijna nooit kwam
- go(e)wie/ goei bótter
roomboter - godvernoiker
bedrieger
- goe
goed
- goeivraow
vroedvrouw
- goot
ruimte waar gootsteen stond, (bijkeuken)
- gordewuut
potverdorie. ook: gordemie, kerdju
- gótstein, gutstein
gootsteen - graaf
sloot
- greengze
zeuren/dreinen/jengelen/zeuren
- griesel, grijsel
hark
- grif
zeker
- groep
afvoergleuf naar gierkelder
- groews
grasveldje (bleek) - grómmes
hij kreeg op zijn kop - grótbakkes
’n brutaal iemand ook: grutbakkes
- grótoug
de ogen zijn groter dan je buik
- grouwt
groot
- gruije
groeien
- grummele
kruimelen
- grummelkes
kruimels van brood of koek
- grutje
grootmoeder - grutnek
verwaand iemand
- gruts
trots
- gruujn zaaie
knolgroenzaad zaaien
- gruun
groen, ook knollengroen
- gruuniger
groenling
- gruunsele
schilderen met groene verf
- gruunte
groenten
- guijt
geit - gummi
rubber
- guste (zog)
tochtig, ritsige (zeug)
- gutstein
gootsteen