- feemel
kwezel
- feit
zwerende vinger
- femilie
familie - fenk
vink
- fernois
fornuis
- fesoewn
fatsoen
- fezant
fazant
- fibberworrie
februari
- fielefaawe
vleien – lief doen. ook: fieliefaawe
- fiep
speen
- fijt
zwerende vinger
- fikke
vingers
- fis
bunzing
- fist
feest, verklw: fisje ww. fiste
- flèèr
klap om de oren ook: straatmeid - flenelle
flanel
- flimpe
wimpers
- flippetèèr(e)
nachtvlinder(s)/ motvlinder(s)
- flodderbónne
tuinbonen - flodderkont/flodderboks
slordig mens/te grote broek
- flöske
flosje
- foekepot
leeg groenteblik overspannen met varkensblaas met daarin een stukje riet
- foetele
vals spelen bij kaarten
- foors
opvliegend iemand
- fraides
vrijdags
- frambous
framboos
- fràonies
franjes - frèète
gulzig eten - froemele
frommelen
- froit
fruit
- fróthàozik
een onhandig iemand
- frótte
friemelen - fruntje
boordje met befje
- frutje
klein van stuk