- daakroewie
twijgen voor een strooien dak
- daalijk
dadelijk
- dabbe
wroeten, peuteren
- daerum
darmen. ook: brandslangen
- daile
delen
- daochter
dochter. mv.: doeuchter
- dàolder
een gulden vijftig - daor
daar
- dàorum
daarom - dartien
dertien
- dartig
dertig
- dawwe
duwen