• brak
    schakel (ketting)
  • brandestrantie

    brandverzekering

  • brandkeul

    kuil waar water in staat om brand te blussen ook: brandkoil.  bijv. Dommeniese keul (bij protestantse kerk)

  • braoije
    braden
  • brasklout

    knoeipot

  • brasse

    knoeien

  • brawsel

    brouwsel

  • brèèke
    breken
  • brèèkwaor
    serviesgoed
  • breijscheij

    breipennenkoker

  • brembizzing
    braambes
  • bret
    plank/achterwerk
  • breug

    brug

  • breulse koew

    koe die constant tochtig is/ kan ook gestoken zijn door een horzel

  • bri
    breed
  • briense

    hinneken van een paard

  • brillescheij

    brillenkoker

  • britsblekske
    doosje dat werd gebruikt bij het hinkebritsen.(ook britsdoiske)
  • bróbbels
    luchtbellen
  • broekhoest

    natte scheet, diarree

  • broike

    opscheppen

  • broistig
    klaar om gedekt te worden. (bij varkens)
  • brok

    een broedse kip

  • brokkepap

    pap van melk en brood

  • brómollie

    petroleum. ook: stenkóllie-brónollie

  • broom
    aangeschoten (hai ha ’n goei broom in)
  • bros
    broche. vklw.: bröske
  • broud
    (rogge)brood
  • broud

    (rogge)brood

  • broudkaorte

    bonkaarten voor brood in de oorlog

  • brulklout
    iemand die veel huilt
  • brulleft
    bruiloft
  • bruujer
    broer