- afèète
klaar zijn met eten of bij iemand anders zoveel eten dat je thuis niets meer hoeft
- affeseeren
opschieten
- afgang
grote boodschap. ook: afgank
- afheffe
couperen bij kaartspel
- afraoie
afraden
- afreechte
africhten
- afschiejte
schoven van de kar af gooien
- afschiejte
geld betalen
- afstèèke
de prijs verlagen
- aftraaje
afmeten. ook: aftraeje
- afwerke
alle werkzaamheden in de stal verrichten(o.a. koeien melken-mest opruimen)