WoordVertaling
    haagte
    strengen, om kar vooruit te   trekken
    haammaker

    zadelmaker

    haand

    handen

    haarop

    commando voor paard: linksaf

    haaspel

    haspel

    haaverekaf

    kaf van haver

    haaveresse

    lijsterbes

    haawkeind

    aangenomen kind

    haawkes

    peultjes

    haawmaaw

    kleine wervelwind

    haerk

    kwade vrouw

    haffel, heffelke

    handvol

    haffelketje

    poesje (kindje) dat vaak opgepakt wordt

    hai

    hij (werd ook gebruikt voor een vrouw/echtgenote)

    hailige

    heilige

    hailigendag

    kerkelijke feestdag

    haite

    heten

    handweezer

    handwijzer

    hangklippel

    dwarshout aan landbouwvoertuig

    haok

    haak. mv. hoeuk

    haokwuw

    ongehuwde moeder

    haon

    haan

    haorenkele

    zere enkels van het lopen in klompen

    haorpeen / haorkreum

    aambeeldje om zeis te scherpen

    haorsnaer

    kapper

    haos

    haas mv. haoze (hoeus)

    hawkes

    soort bloemen

    hawt

    houdt en hout

    hawtere

    van hout gemaakt

    hebbik

    hik

    hèègwuw

    ongehuwde vrouw die in verwachting is

    heevel

    zuurdeeg

    heij

    heide

    heijbessem

    bezem gemaakt van heide

    heijzeegt

    zeis om plaggen te maaien

    heil

    heel/gehele

    hekkes

    hekken om de hoogkar te beveiligen

    heksele

    stro kort snijden

    hel

    geestelijk goed gezond

    helepe

    bretels

    helster

    hoofdstel

    hendig

    gemakkelijk, makkelijk

    hengste

    aanlengen, verdunnen

    hengstelèèr

    taai vlees. ook: trekdrop

    henke

    hinkelen

    hennekónt

    bangerik

    hennekot

    kippenhok

    herd

    woonkeuken

    herdkersel

    bijeenveegsel uit de keuken/kamer

    herdzand

    fijn wit zand dat op de tegelvloer werd gestrooid

    hermeniej

    harmonie

    herres

    hier (herres en gins)

    herrest

    herfst

    herring

    haring

    hers en dwers

    door elkaar

    heufhof

    moestuin

    heur

    soort bakeliet

    heure

    met een brandglas ’n stuk bakeliet (heur) laten smelten

    heurs

    horzel

    heuske

    wc

    heuve

    in de groententuin werken = groente zaaien

    hiejer

    hier

    hikkel

    hekel, landbouwwerktuig

    hinkebrits

    dikke bodem uit een glas om mee te gooien tijdens het hinkebritsen

    hinkebrits(e)

    hinkelspel met platte steen of schoenpoetsdoosje gevuld met zand

    hiroum

    Heeroom (geestelijke)

    hirre

    heren. ook: geestelijken

    his

    stuifsneeuw (poedersneeuw)

    hisse

    bijeendrijven, opjagen

    hoene

    wat voor een

    hoeneier

    wanneer

    hoewd,vk hoedje, mv huuj

    hoed, hoedje,hoeden

    hof

    tuin

    hofkepael

    hofkapel

    hóghois

    gemeentehuis

    hoiere

    horen

    hóisprenger

    sprinkhaan

    hónd

    hond mv. heund

    hóndfraole

    verstoppertje spelen

    hool

    pan, mand, schaal om iets in te doen, plaats, ruimte (hool ouver hebbe)

    hoolijs

    dun laagje ijs waar geen water onder staat

    hoondskurzehawt

    vogelkers

    hoord

    slaapstok in kippenhok

    hoors

    horzel, kinderspel:knoop aan twee touwtjes

    hopzakke

    donderjagen

    hórre

    hoorn (van een stier/ muziekinstrument) ook: mannetjesduif

    hortje

    poosje

    hórtje

    klein voorzetraampje om insecten te weren

    horzak

    kattekop

    hosbeindel

    kousenband boven de knie

    hots

    fors lomp mens

    houdoe

    tot ziens ook: hawdoe

    houp,vk:hupke mv:hoip

    hoop (veel),hoopje,hopen

    hozze

    lange (zwarte) kousen

    hudsele/hussele

    schudden

    hum

    hem

    hummet

    ondergoed/hemd

    hups

    elegant en charmant

    hutsel

    toom of kopstuk van paardetuig

    huuje

    hoeden van dieren, opjagen (mens)