spreekwoorden
spreekwoorden
aaw bet
zaniker
afreechte
africhten
aorig
raar
baileuchte
bijschijnen met een lamp
bekant
bijna
beurzesnaer
iemand die op geld verdienen uit is (bijv. ’n koopman die langs de deur kwam)
bisterei
gierigheid
blikhers
doorlopen van de liezen
boogerd
boomgaard
brokkepap
pap van melk en brood
dabbe
wroeten
diejne
in loondienst werken
drangmeule
molen om eten fijn te malen voor varkens
duuvel
duivel
erpelkeul
aardappelkuil
fis
bunzing
galperd
jong onbesuisd iemand
geut, gutje,
bijkeuken, afvoer van vuilwater uit de keuken, goot
gruije
groeien
haawmaaw
zeer harde wind/windhoos
heil
heel/gehele
heuve
in de groententuin werken = groente zaaien
houp,vk:hupke mv:hoip
hoop (veel),hoopje,hopen
jeungske
jongetje
kapdol
tol